We hebben weer een paar dagen rust gehouden en ondertussen heb ik een flinke rol tape gekocht om mijn knie te kunnen tapen. En dat lijkt goed te helpen, dus we gaan het weer proberen. Vanuit Morteau nemen we de bus naar St.Hippolyte en op zondag is er maar één bus, om 7:30 's morgens en zo komen we om 8:20 in St.Hippolyte aan. Nou hebben we wel een tijdsbeperking: van Goumois gaan er weliswaar 2 bussen in de middag, maar alleen de eerste bus om 15:56 is een zinnige optie omdat we dan op een redelijke tijd terug zijn. Zouden we de bus van 17:12 nemen dan komen we pas om 22:00 's avonds aan in Morteau omdat we bijna 4 uur moeten wachten in La-Chaux-de-Fonds. We hebben dus 7.5 uur voor een wandeltocht die volgens het boekje 7 uur zou moeten kosten. Doorlopen dus!
Vanaf de bushalte in St.Hippolyte lopen we weer langs het oude treinstation om de GR5 route op te pikken. We missen ook meteen de route, want we lopen de asfaltweg op en beseffen pas 50m later dat we meteen bij het eerste huis omhoog hadden gemoeten. Dat is toch niet de eerste keer dat we in de eerste paar meter verkeerd lopen. Maar goed, we lopen achter de huizen langs en het klimt geleidelijk wat tot wat een verlaten boerenschuur lijkt. Hier moeten rechtsaf (hoewel dat niet zo heel duidelijk is) richting Soulce-Cernay.
De eerste paar huizen in het dal blijkt nog niet het dorp te zijn maar een gehuchtje La Saunerie. Iets verderop ligt het "echte" dorp, hoewel dat nauwelijks groter is. Bij de brug houden we een mini-pauze om iets te eten en we gaan onmiddelijk verder. Het is nu wel over met het rustige vlakke pad: de route gaat nu het dal uit dus wordt het flink klimmen. Eerst naar de D134 die we daarna naar links moeten volgen. Wel grappig dat bij gebrek aan paaltjes etc. de wit-rode markeringen gewoon op het wegdek geschilderd zijn. Volgens de GPS track moeten we in de haarspeldbocht naar links, maar we zien geen enkele mogelijkheid om dat te doen. We lopen dus nog iets door, maar krijgen toch twijfels en lopen weer half terug naar de haarspeldbocht. Nee, je kan hier echt niet naar links en dus lopen we toch weer verder door. En ja, na de flauwe bocht naar links gaat de route scherp links omhoog. We snijden weer een bocht af en komen wat hoger weer op de D134 uit. Wederom moeten we links aanhouden op de weg naar de volgende haarspeldbocht waar we nu wel naar links een pad vinden. Een klein stukje later komt het pad uit op een smal geasfalteerd karrespoor dat beestachtig steil omhoog gaat. Helaas is dit onze route en zo kruipen we omhoog over dit behoorlijk rechte stukje weg totdat we bij een boerderij het bos uitlopen. Terwijl de familie aan de lunch zit passeren we de boerderij om over een karrespoor door de weide verder te lopen. Hier is het lang niet zo steil en dat is wel zo prettig.
We komen uit bij een vervallen schuur waar we omheen moeten, en tot onze verbazing wordt het karrespoor hier weer een asfaltweggetje verder omhoog. Boven ons zien we een klassiek geval van een col, een zadelpunt, waar het weggetje overheen moet. En even klassiek gaat dat met een paar lussen. De col is echter niet het hoogste punt: de weg klimt nog een klein stukje door en daalt dan af. We bereiken aanzienlijk sneller dan verwacht het dorpje Courtefontaine.
We lopen om de kerk heen naar beneden en kruisen nog maar eens de D134 om vervolgens achterlangs het dorp te lopen. Dit moet het slaperigste dorp van Frankrijk zijn, zelfs de honden zijn traag met blaffen als we voorbij komen. En uiteindelijk komen we uit op...jawel, de D134. Langs de asfaltweg loopt het iets omhoog het dorp uit en net na het hoogste punt moeten we rechtsaf een weiland doorkruisen. Prima, doen we. We kunnen in de verte al de D201 zien waar we heen moeten. Maar bijna daar aangekomen blijkt er nog een prikkeldraadhek te zijn en een paar meter links van waar we het hek kunnen passeren staat een jonge stier ons aan te staren. Fijn....wat doen we? We komen dichterbij het hek en het enige wat de stier doet is staren, niks anders. We kijken het even aan en besluiten dan toch maar het hek te passeren en snel schuin van de stier vandaan te lopen. Hij doet verder niks, maar we zijn blij als we bij het laatste hek zijn dat ons bij de D201 brengt.
In plaats van de D201 te volgen steken we over een kleine asfaltweg op die wederom stijgt. We passeren een paar boerderijen en bij één van de boerderijen stuift een klein formaat Sint Bernard de weg op om daar te gaan staan blaffen. Vanuit de boerderij wordt de hond wel teruggeroepen, maar daar geeft-ie geen gehoor aan en de eigenaren zijn duidelijk te lui om te gaan kijken wat hun hond nou aan het doen is. We staan dus even stil en na een halve minuut stopt-ie met blaffen, wordt afgeleid door een vlinder of zo en we passeren de hond zonder dat hij ons enige aandacht schenkt. Lekkere waakhond is het toch.
Het blijft klimmen tot we het bos uitlopen bij de laatste boerderij. Hier wordt het asfaltweggetje een karrespoor dat we iets later naar links verlaten. We kruisen wat velden en komen bij de volgende boerderij, waar weer een asfaltweggetje begint. Dit weggetje daalt langzaam en we zien voor ons tegen de heuvel aangeplakt een dorpje liggen. Dat zal toch niet Fessevillers zijn? Als dat zo is moeten we flink klimmen, en nu dalen we alleen maar. En we blijven dalen.
Op het laagste punt slaan we af naar rechts weer een karrespoor op dat licht klimt. Dat wordt iets meer klimmen verderop, maar eigenlijk is het steile stukje maar heel kort en dan zien we door de bomen de huizen van Fesseviller. Dat was snel! Het zag er vanaf beneden veel erger uit dan het dus is. Het wordt weer hoog tijd voor wat te eten, maar in Fesseviller zien we niet iets waar we op kunnen zitten. We lopen dus nog even door het dorp weer uit en spreken af dat we op de top van het klimmetje hoe dan ook stoppen als we niks vinden. En dus zitten we op de top van het klimmetje gewoon op het asfalt een broodje te eten.... Het klimt nog even door en als het asfaltweggetje het bos in gaat zit er zelfs een venijning stukje klim in met een s-bocht. Maar uiteindelijk komen we op het hoogste punt uit in het Bois de la Joux. En nu weer naar beneden! Hmmm...niet dus. Heel even daalt het, maar dan komen we weer op een ander asfaltweggetje uit en blijft het weer redelijk vlak. Richting Urtière stijgt het zelfs weer licht, maar na het kappelletje gaat het dan toch echt naar beneden.
Bij een boerderij moeten we linksaf en het voelt alsof we over de rand van het dal vallen. Het gaat steil naar beneden over een breed pad dat erg veel losse stenen heeft. Heel voorzichtig dus, maar mijn knie is niet blij met deze afdaling. Hij doet niet echt pijn, maar is toch wel gevoelig. Uiteindelijk komen we bij een boerderij en zien we Goumois al liggen. Niettemin moeten we nog een stukje dalen door het bos om bij de D437b uit te komen net boven het dorp. Het lijk alsof we er bijna zijn, maar het is nog een flink stuk dalen door het dorp en allemaal erg steil. Maar ok, we komen in het dorp en wandelen de brug over naar de Zwitserse kant voor de bus. We hebben nog een dikke 10 minuten voordat de bus komt, perfecte timing.
Het openbaar vervoer terug is nog een dingetje. De bus is keurig op tijd en levert ons op tijd af bij het station in Saignelegier waar we 2 minuten hebben voor de trein naar La-Chaux-de-Fonds. Maar door werkzaamheden aan het spoor gaat de trein maar tot La Cibourg vanwaar we een bus moeten nemen. Wederom een krappe overstap. Vervolgens moeten we in La-Chaux-de-Fonds rennen omdat we maar 6 minuten hebben voor de trein naar Morteau en de bus stop helemaal aan de andere kant van het plein. Maar we halen het....
|
|
|